Narcose en verdovingstechnieken.
Bijna iedereen met een huisdier krijgt wel eens met deze materie te maken. Alvorens een dier verdoofd wordt of onder narcose gebracht wordt, wordt het dier altijd goed onderzocht. Vooral naar hart en longen wordt goed geluisterd, bij oude of risico patiënten wordt ook vaak bloedonderzoek gedaan en voor sommige ingrepen zal het nodig zijn eerst röntgen foto’s te maken.
De geschiedenis van de anesthesie
Voor 1800 werden operaties zelden uitgevoerd, laat staan op dieren. Wel werden de experimenten tot verdoven uitgevoerd op dieren. In 1824 beschreef de Engels man Henry Hickman hoe de dieren door inademing van koolzuurgas bewusteloos werden en geen pijn Voelde tijdens een ingreep. William Green Morton begon in 1805 te experimenteren met ether. In 1874 introduceerde James Simpson chloroform voor pijnverdoving. In het begin van de 20e eeuw werden verschillende inhalatieanesthetica geïntroduceerd. Deze eerste apparaten bestonden uit een glazen reservoir met daarin een spons die doordrenkt was met ether. Pas in 1868 werd het mogelijk om zuurstof toe te dienen aan het ingeademde gas mengsel. Het eerste anesthesietoestel werd in 1917 ontwikkeld door Henry Boyle. Nu zijn er niet alleen voor mensen goed ontwikkelde apparatuur maar ook in de dier geneeskunde worden deze toegepast.
De methodes
Er zijn meerdere methodes om een dier te verdoven:
- lokale narcose
- priknarcose
- gasanesthesie
- combinaties
Locale narcose
Bij rustige patiënten waarbij een kleine oppervlakkige ingreep nodig is wordt vaak voor lokale verdoving gekozen. Deze techniek bestaat uit het prikken van verdovende vloeistof in en rondom het operatie gebied. Bij iets minder rustige patiënten wordt ruime tijd voor de ingreep een rustgevende injectie gegeven, dit noemt men préanesthesie. Het nadeel van deze methode is, dat de patiënt volledig bij bewustzijn blijft en dus goed vast gehouden moet worden. Deze methode wordt meestal alleen gebruikt voor kleine huidgezwelletjes, wratten en kleine verwondingen welke gehecht moeten worden.
Totale narcose(prik)
Bij grotere ingrepen wordt er een totale narcose toegepast, waarbij de patiënt helemaal buiten bewustzijn gebracht wordt. Dit kan op verschillende manieren.
Narcose door middel van een injectie vloeistof welke in de spieren wordt gespoten. Deze methode is onnauwkeurig de diepte en de duur van de narcose zijn niet goed te regelen. Wanneer zo’n ingreep langer duurt kan de patiënt tussendoor wakker worden en moet er dus narcose vloeistoffen bij gespoten worden. Behalve dat dit lastig is en zeer vervelend voor de patiënt, is het zowel medisch als technisch onwenselijk om in zo’n instabiele toestand onder narcose te zijn. Deze methode wordt dan ook uitsluitend gebruikt voor kleine, kortdurende ingrepen bij katten en knaagdieren waarbij men zeker kan zijn dat de ingreep gedaan kan worden binnen de tijd. Beter gaat het wanneer de narcosevloeistof via een druppelinfuus direct in de bloedbaan wordt toegediend. Diepte en duur zijn dan veel beter te regelen maar nog steeds niet heel veilig en betrouwbaar. Wel is de patiënt door het geven van een “tegengif” vrij snel weer wakker te maken.
Totale narcose (gasanesthesie / combinaties)
Deze methode wordt vanwege de goede regel- en bewakings mogelijkheden en de grote veiligheid, bij vrijwel alle dieren (hond, kat, konijn, andere knaagdieren, vogels en zelf bij reptielen) standaard toegepast. De diepte van de narcose en ook de tijdsduur zijn op bij deze manier vrij exact te regelen. Wanneer er toch complicaties op zouden treden kan de patiënt direct net zuurstof (O2) actief beademd worden. Afhankelijk van het soort dier, de situatie en conditie van de patiënt wordt er van te voren een rustgevende en stabiliserende injectie gegeven. Dit kan kort voor de ingreep gedaan worden via een infuus maar meestal wordt dit al een tijdje van te voren gedaan, daarom is het van belang dat het dier ruime tijd voor de ingreep al aanwezig is. Bij knaagdieren en vogels wordt meestal alleen gasanesthesie gebruikt. Wanneer men aan de ingreep gaat beginnen krijgt de patiënt een tweede injectie met een zeer kort werkend narcosemiddel direct in de bloedbaan. Bij de grotere ingrepen wordt er een waakinfuus aangebracht en via deze narcose slang kan men het gekozen narcose middel toedienen. Dit infuus wordt voor de zekerheid ingebracht, zodat als dat nodig mocht zijn, er direct er direct medicatie of vocht toegediend kan worden. Zodra het dier volkomen ontspannen (verslapt) is kan een beademingsbuis (tube) in de luchtpijp ingebracht worden (intuberen) via deze buis wordt de patiënt aangesloten op het anesthesie apparaat. Via dit systeem worden de narcose gassen: zuurstof en isofluraan toegediend en de afvalgassen ook weer afgevoerd.
Via een aantal bewakingsmonitoren die op de patiënt en aan het anesthesie apparaat zijn aangesloten, worden de diverse gasmengsels in het systeem en de toestand van het dier voordurend in de gaten gehouden zoals:
- ademhaling ( frequentie / diepte / gebruikte volume / samenstelling van de in- en uitademings- gassen)
- hart ( frequentie / regelmaat / ritme / slagkracht ).
- bloedgassen ( zuurstofgehalte / narcosegasgehalte).
- lichaamstemparatuur + de tafeltemperatuur.
De kleinste afwijkingen worden direct door de apperatuur aangegeven door alarmen zodat er meteen, indien nodig ingegrepen en gecorrigeerd kan worden. Zodra de ingreep bijna klaar is worden de gassen uitgewassen, dit wordt gedaan door de patiënt een aantal minuten alleen zuurstof toe te dienen, deze komt dan heel rustig en snel weer bij.
Het grote nadeel van deze methode is, dat deze niet eenvoudig is, meer tijd vraagt en gemiddeld duurder is. De grote voordelen de veiligheid en directe mogelijkheid tot ingrijpen bij problemen.
Bij het openen van de borstholte b.v bij een operatie aan de longen of een scheur in het middenrif is gasanesthesie een zeer belangrijk hulpmiddel. Zonder deze techniek zou men deze vaak levensbedreigende problemen niet op kunnen lossen. Maar ook bij risico patiënten zoals oudere dieren, hartpatiënten en ernstige trauma patiënten is het van levensbelang zuurstof te toedienen en actief te kunnen beademen. Maar ook eenvoudigere ingrepen zoals gebitssaneringen is het intuberen belangrijk om complicaties zoals het terug lopen van spoelvloeistof in de luchtpijp te vermijden.
anesthetica/ narcose
De meeste professionele fokkers waarschuwen dat Savannahs niet goed reageren op anesthesie die ketamine bevat en in hun contracten zullen vragen dat ketamine niet voor operaties wordt gebruikt.